Stel: je wil als volksvertegenwoordiger een wetsvoorstel schrijven om de onderhoudsplicht van ouders op een meer gestructureerde manier aanpakken. Momenteel is het zo dat elke rechter op basis van eigen ervaring een eigen voorstel kan uitwerken en opleggen, wat compleet kan verschillen van een andere rechter. De bedoeling van het voorstel is om de rechters een werkbaar kader te bieden, waardoor het gemakkelijker wordt de onderhoudsplicht per kind en afhankelijk van de toestand van het inkomen van de ouders en de behoeften van de kinderen te berekenen.
In de subcommissie Familierecht, waar ook het Vlaams Belang is vertegenwoordigd door collega Bert Schoofs en mezelf, zijn we al enkele maanden bezig om dergelijk voorstel uit te werken. Hoorzittingen met specialisten werden georganiseerd, professoren kwamen langs, rechters kwamen hun eigen methode toelichten, en zelfs een Nederlandse specialist kwam het Nederlands, goed gestructureerd berekeningssysteem voorstellen.
Allemaal goed en wel. Tot je als volksvertegenwoordiger naar cijfers vraagt over de toestand zoals die momenteel in België bestaat. Vragen naar cijfers over de gemiddelde onderhoudsbijdragen die de rechters oplegden in de jaren 2005, 2006, 2007 en 2008 bijvoorbeeld. Om te vergelijken en te kijken of en in welke mate rechters de maatschappelijke kost meenemen in hun berekening.
Vragen naar gemiddelde bijdragen voor het eerste kind, voor het tweede kind, enzovoort. Een opdeling van de gemiddelde onderhoudsbijdrage per gewest. Daarop krijg je dan het kurkdroge antwoord van de betrokken minister terug: “De gerechtelijke overheden beschikken niet over geïnformatiseerde statistieken die toelaten het antwoord te geven op de gestelde vraag”.
Voilà. Probeer dan maar eens, zonder te kunnen meten, een werkbaar voorstel uit te werken. België is een land zonder werkbaar cijfermateriaal. Als je dat met Nederland vergelijkt…
POLITIEKE COLUMN:
Wegens beëindiging van mijn politiek mandaat wordt deze blog niet langer bijgewerkt.
Oudere bijdragen blijven online staan.