In de 4
voorstellen in de tweede cluster van de zogenaamde splitsing van het
kiesarrondissement B-H-V zitten enkele van de zwaarste Vlaamse toegevingen. De
4 voorstellen, met volgnummers 2284, 2285, 2286, 2287, hebben allemaal als
onderwerp de 6 taalfaciliteitengemeenten. In deze wetsvoorstellen is voor ons duidelijk
dat de prijs die Vlaanderen voor deze onzuivere splitsing van B-H-V betaalt,
veel te hoog is, en gewoon niet in verhouding staat tot de voorgestelde
splitsing, en ik zal u hiervan, de Nederlandstaligen onder u tenminste,
proberen te overtuigen.
Want wetsontwerpen
die voorliggen komen er eigenlijk op neer dat de 6 faciliteitengemeenten, mede door
het oprichten van een Brusselse Metropolitane Gemeenschap, maar ook door het
wetsontwerp tot wijziging van de wetten op de Raad van State en de behandeling
van de administratieve geschillen, gaandeweg meer en meer zullen worden
losgemaakt van Vlaanderen en van de Vlaamse Rand. De regeling voor de benoeming
van de burgemeesters in de Vlaamse Rand wordt opnieuw méér onttrokken aan de
bevoegdheid van de Vlaamse overheid en de beslissing komt te liggen bij de Raad
van State, waarbij het voorzitterschap alternerend bij een Vlaamse of
Franstalige komt te liggen. Dit is pure uitholling van de Vlaamse
soevereiniteit, en het is mij echt onduidelijk op basis van welke argumentatie
de zogenaamde Vlaamse meerderheidspartijen dit allemaal willen goedkeuren en
hier zomaar, volledig tegengesteld aan vroegere stellingnames van dezelfde
partijen, overstag gaan. Alternerend
komt het voorzitterschap terecht bij een Vlaamse dan wel Franstalige rechter,
het wordt dus gewoon wat geduld oefenen, tot de zaak bij de juiste rechter
terechtkomt.
De Franstaligen
hebben in elk geval, dames en heren, dit geleerd uit de omzendbrieven-Peeters in
de faciliteitengemeenten: dat is dat ze hun verwezenlijkingen in elk geval
gebetonneerd wilden krijgen. Gebetonneerd nog voor ze over de grote
staathervorming gaan discussiëren. Met andere woorden: ze hebben nu al, los van
het verder verloop van de staatshervorming, de buit al binnen. Dat is wat ze
met deze wetsontwerpen doen, en ze krijgen er nog eens de steun van de
zogenaamde Vlaamse meerderheidspartijen bovenop.
U kent
allemaal natuurlijk het verhaal van de faciliteitengemeenten. De meest gekende
zijn de zes faciliteitengemeenten in de Vlaamse Rand en ze worden ‘faciliteitengemeenten’
genoemd omdat de wetgever in 1963 besliste om op basis van een politiek
compromis tussen Franstaligen en Nederlandstaligen taalfaciliteiten te voorzien
voor de Franstalige minderheid. Tezelfdertijd werden faciliteiten voorzien voor
Nederlandstalige minderheden op Franstalig grondgebied. En sinds de
grondwetherziening van 1970 maken de 6 taalfaciliteitengemeenten trouwens ook
ondubbelzinnig deel uit van het Nederlands taalgebied.
De finaliteit
van de taalfaciliteiten, dames en heren, moet in dit debat nog eens
onderstreept worden, omdat ze de kern zelf van het probleem raakt. De finaliteit
van de faciliteiten was eindig te zijn, om uit te doven, want de simpele
bedoeling was de anderstaligen, de Franstaligen met name, de mogelijkheid te
bieden zich in de eigen taal tot het gemeentebestuur te richten, zolang zij
niet geïntegreerd waren in de gemeente. De taalfaciliteiten hadden de
oorspronkelijke bedoeling, aldus professoren, staatsrechtexperts en andere
politieke commentatoren aan Vlaamse kant, om uitdovend te werken, en wat de
bestuursactiviteiten en bestuursdocumenten betreft een overgangsperiode in te
lassen. Dat was trouwens ook het argument waarmee de Vlaamse onderhandelaars
dit wetsontwerp aan hun achterban hebben verkocht – herinnert u zich dat – en
dat is ook de manier waarop de taalfaciliteiten werden uitgeoefend in die gebieden
waar een Nederlandstalige minderheid van die faciliteiten genoot.
Nederlandstalige minderheid gebruikte de faciliteiten om zich aan te passen. Is
het u trouwens nooit opgevallen dat de faciliteiten, gebruikt door
Nederlandstaligen, nergens voor problemen hebben gezorgd? Dààr wordt de
finaliteit dus wel zeer goed gesnapt en gevolgd…
De
Franstaligen, die de plooibaarheid van de Vlamingen tijdens de onderhandelingen
hadden geproefd, hebben onmiddellijk gezien dat deze faciliteiten hen de
mogelijkheden boden om er permanente taalrechten en uiteindelijk ook politieke
rechten uit te puren. Binnen de kortste keren lagen ook andere, politieke eisen
op tafel. In die periode hoorden we dus ook voor de eerste keer woorden als
‘corridor’.
De
faciliteiten hebben er niet voor gezorgd dat de taalperikelen ophielden, zoals
de Vlaamse onderhandelaars ons hadden beloofd. Ze zorgden er ook niet voor dat
de Franstalige instroom ophield, wel integendeel. De Franstaligen deden er
massaal beroep op en stelden deze faciliteiten op de duur voor als een soort
automatisme, een soort verworvenheid, zeg maar een stukje linguistieke sociale
zekerheid in de Vlaamse Rand: we passen ons niet aan, wij moeten ons trouwens
ook niet aanpassen en we zullen ons niet aanpassen. Het werd nog beloond ook. De
faciliteiten invoeren was dus een vergissing, dames en heren, en het betonneren
van deze faciliteiten was dat nog meer. Door het betonneren kan de Franstalige
minderheid beslissen over de faciliteiten, en kunnen zij elke poging van de
Vlaamse meerderheid om die faciliteiten te beperken, tegenhouden.
Alleen de
omzendbrief Peeters zorgde voor wat weerwerk. De omzendbrief-Peeters (nr. BA
97/22) was een omzendbrief die de regeling van het taalgebruik in
gemeentebesturen van het Nederlandse taalgebied preciseerde. Hij is op 16
december 1997 door toenmalig Vlaams minister van Binnenlandse Aangelegenheden
Leo Peeters naar de gouverneurs van de Vlaamse provincies gestuurd. Vooral de
passages met betrekking tot de faciliteitengemeenten in Vlaamse Rand rond
Brussel en aan de taalgrens, waarin de taalfaciliteiten – het recht van de
bevolking om op verzoek gemeentelijke diensten in een andere dan de
bestuurstaal te ontvangen – restrictief en strikt worden geïnterpreteerd,
gingen volledig in de lijn van wat de oorspronkelijke bedoelingen van de
onderhandelende partijen inzake de faciliteiten werd beoogd: integrerend te
werken, en dus uitdovend. Eens geïntegreerd was er met name geen nood meer aan
faciliteiten.
Waarom dit
verhaal over de faciliteiten? Omdat wat met deze wetsontwerpen wordt ingevoerd,
neerkomt op superfaciliteiten, op faciliteiten model ‘extra large’. Maar ik kom
eerst op de kwestie B-H-V. Sinds 2002 betekent de kieskring
Brussel-Halle-Vilvoorde een belemmering voor het vormen van een provinciale
kieskring Vlaams-Brabant. Vlaams-Brabant is sinds 2002 de enige provincie in
België waar de kieskring niet overeenkomt met de provinciegrenzen en de oude
arrondissementele kieskringen nog bestaan. Tenslotte werd de kwestie
Brussel-Halle-Vilvoorde zéér actueel door een arrest van het Grondwettelijk
Hof. Dit arrest kwam tot stand na verzoekschriften van onder andere leden van
deze geachte vergadering. Dat hof (toen nog Arbitragehof geheten) oordeelde in
een arrest in 2003 dat de huidige indeling van België in kieskringen onhoudbaar
is. Daar waar elders in België de kieskringen overeenkomen met de provincies,
is dat in Vlaams-Brabant en Brussel niet het geval. Dit vormt een
onaanvaardbare ongelijkheid. Het Hof gaf de politiek tot de volgende federale
verkiezingen, die gepland stonden voor 24 juni 2007, de tijd om de kwestie op
te lossen, anders zouden de verkiezingen ongrondwettelijk zijn.
Uit dit
arrest volgde heel duidelijk dat er voor de splitsing van BHV géén prijs moest
worden betaald en dat BVH best zonder onderhandelingen moest worden gesplitst.
Het gaat immers om niets anders meer dan het rechttrekken van een situatie. Dit
was jarenlang ook het dure engagement van de Vlaamse partijvoorzitters, en dan
verwijs ik graag naar het engagement van 13 mei 2004. In deze officiële
verklaring verbonden de partijvoorzitters zich formeel om BHV op de federale
agenda te zetten. De boodschap in dit engagement is duidelijk: Vlaanderen dient
hiervoor geen prijs te betalen. Het document werd ondertekend door de
toenmalige minister-president Bart Somers en Paul Van Grembergen en door de
toenmalige Vlaamse partijvoorzitters Stevaert, Sterckx en Van Weert. CD&V
tekende de verklaring niet, want de verklaring ging voor die partij niet ver
genoeg. De verklaring was te braaf voor CD&V. Het was nog de periode van
“vijf minuten politieke moed”, toen CD&V nog Vlaamsgezind was. Maar er was
in elk geval een engagement van alle andere partijen om geen prijs te betalen.
We staan
daar vandaag verder af dan ooit. De prijs die moet worden betaald is fenomenaal
hoog. Het was van meet af aan verkeerd om toch over BHV te onderhandelen, te
marchanderen en een prijs te betalen. Uit de besprekingen in de Senaat bleek
bijvoorbeeld dat het ook voor CD&V geen probleem meer is dat de zes
faciliteitengemeenten “verbrusselen” en institutioneel steeds verder los van
Vlaanderen worden gemaakt, en aan Brussel aangehaakt. Althans in de visie van
Franstaligen. Zo liet de Franstalige senator Francis Delpérée zich in het
programma Controverse op RTL-TVI van 18 september 2011 als volgt uit over de
vier concentrische cirkels rond Brussel: “Vandaag zitten wij in de theorie van
wat ik de vier concentrische cirkels zou noemen. De eerste cirkel: de 19
gemeenten van het Brusselse Gewest. De tweede cirkel: De 19 plus de 6, met
behoud van rechten (…). Derde cirkel: de 19, plus de 25 van Halle-Vilvoorde, om
eventueel vier gecoöpteerde Franstalige senatoren aan te duiden. En dan de
vierde cirkel, toch niet te vergeten: het voormalige Brabant, dat de
bevoegdheid wordt van de metropolitane gemeenschap, waarin we kunnen proberen
na te denken over de toekomst van Brussel en van alles wat daar rond ligt”.
Brabant als speelveld voor de Franstaligen,
waarmee ook de corridor naar Wallonië een feit zal zijn. En een en ander zou ook nog eens
grondwettelijk worden gebetonneerd…
Ik begrijp
dus niet waarom Franstaligen zich geprikkeld voelen als we hieruit besluiten
dat de Franstaligen met dit Wallo-Brux-plan hun plan B allang klaar hebben? Ik
begrijp het niet. Ik begrijp vooral ook niet waarom de zogenaamde Vlaamse
meerderheidspartijen die toegevingen allemaal blijven slikken. Ik begrijp niet
waarom de zogenaamde Vlaamse meerderheidspartijen die toegevingen aan
Franstaligen dan nog eens zo gemakkelijk laten betonneren?
Want de
prijs die Vlaanderen vandaag en morgen zal betalen voor de splitsing van het
kiesarrondissement BHV is niet min: De zes faciliteitengemeenten rond Brussel
vallen buiten de electorale splitsing. Het aparte statuut dat ze in de regeling
krijgen, isoleert ze verder van Vlaanderen. De voorrechten van de Franstaligen
in de faciliteitengemeenten worden nu zelfs verankerd in de Grondwet. Dat
brengt die zes gemeenten hoe dan ook een stap dichter bij een inlijving bij Brussel.
Het
grootstedelijk overleg, de ‘Brussels Metropolitan Region”, biedt een platform
voor verdere verfransing. Brussel krijgt een constitutieve autonomie en ruime
extra financiering zonder dat er aan interne sanering wordt gedaan en zonder
ernstig onderzoek naar de noden.
Voor de
Brusselse Vlamingen, de meest onderdrukte minderheid in het land, komt er geen
enkele waarborg bij. Het nieuwe ontwerp van Grondwet wil nochtans de gewettigde
belangen van de Nederlandstaligen vrijwaren, maar deze staatshervorming maakt
helemaal niet duidelijk over welke belangen het gaat. Dat is het resultaat van
een akkoord tussen Franstaligen en een aantal Vlaamse partijen over een
splitsing van het arrondissement Brussel-Halle-Vilvoorde. We moeten een grote
prijs betalen voor het oplossen van wat uiteindelijk een onevenwicht was, een
onrechtvaardigheid en een ongrondwettigheid die is vastgesteld door het
Grondwettelijk Hof. Voor het wegwerken van dat onevenwicht hadden de Vlamingen
geen prijs moeten betalen.
Ook op het
vlak van verkiezingen betalen we een zware prijs: de 6 faciliteitengemeenten
vormen een nieuw kieskanton Rode. Dat kanton maakt deel uit van de kieskring
Vlaams-Brabant, maar inwoners zullen – ter plaatse, via een dubbele kiesbrief –
ook op de Brusselse lijsten kunnen stemmen, en…dit kiesregime wordt in de
grondwet ingeschreven, gebetonneerd. Er is geen wederkerigheid voor de
Vlamingen in het Brussels Hoofdstedelijk Gewest, er is geen wederkerigheid met
andere taalfaciliteitengemeenten binnen noch buiten hetzelfde taalgebied. Dit
is een gewestoverschrijdend kiesstelsel met éénrichtingsverkeer vanuit 6
taalfaciliteitengemeenten naar het Brussels Hoofdstedelijk Gewest, zonder
verdere compensatieve wederkerigheid. En overtreedt men hiermee ook niet de grondwettelijke
indeling in taalgebieden, gezien een stembrief voor Brussel de facto tweetalig
is opgesteld, terwijl de betrokken faciliteitengemeenten in ééntalig
Nederlandstalig taalgebied liggen, mits de beperkte uitzonderingsbepaling
inzake taalgebruik bestuurder-bestuurde, waarop de omzendbrief Peeters nog
steeds van kracht is?
Sommige
Vlaamse partijen spreken van een evenwichtig akkoord. Het verschil in steun
voor het akkoord in Vlaanderen en Wallonië en de stemmingen in de commissie
bijvoorbeeld vertellen echter een heel ander verhaal. Aan Vlaamse kant was er
geen meerderheid! Daar zit het onevenwicht. Aan de ene kant een gemeenschap die
volledig achter het akkoord staat, met uitzondering van het FDF, dat niet groot
genoeg is om een stem te hebben in de commissie, en aan de andere kant zelfs
geen Vlaamse meerderheid. Dat is het echte verhaal van het onevenwicht. Luc van
Doorslaer in De Standaard, nochtans geen Vlaams Belanger, omschreef het als
volgt: “Een akkoord dat gedragen zou worden door zowat de hele Franstalige en
slechts de helft van de Vlaamse volksvertegenwoordiging kan geen duurzaam
Belgisch akkoord zijn” (De Standaard, 8.9.2011).
De conclusie
van professor Maddens op de webstek van nieuws.be windt er geen doekjes om: “De
ene factor van verfransing – BHV – wordt gewoonweg vervangen door een andere
(de Communauté Métropolitaine). En die is potentieel veel gevaarlijker. Er
wordt wat conflictstof opgeruimd, maar tegelijkertijd worden stapels nieuw
dynamiet aangevoerd. Het kiezelsteentje mag dan uit de schoen zijn, er zit een
schorpioen in de plaats”. Een
uitbreiding van de Franstalige invloed over gans Vlaams-Brabant met andere
woorden.
1. Algemene bespreking van het
wetsontwerp tot wijziging van de wetten op de Raad van State wat de behandeling
van geschillen betreft door de algemene vergadering van de afdeling
bestuursrechtspraak, op verzoek van personen gevestigd in de randgemeenten.
Vooreerst
toch al meegeven, dames en heren, dat dit wetsontwerp volledig op het lijf van
de Franstaligen werd geschreven. Een expliciete toegeving aan de Franstaligen
in de faciliteitengemeenten. Tot hier
toe werd er vanuit de 6 faciliteitengemeenten nooit een probleem gesignaleerd
over de werking van de Raad van State, behoudens dan ‘the neverending story’
van de Franstaligen rond de omzendbrieven.
Vlamingen en Franstaligen stonden er lijnrecht tegenover elkaar. Maar
buiten deze kwestie? Nooit. Waarom moest de Nederlandstalige kamer dan
afgetrokken worden van de behandeling van deze zaken? Waarom moeten de
bevoegdheden van de Raad van State uitgebreid worden naar alle mogelijke
dossiers, ook die niets te maken hebben met het communautaire? Enkel en alleen
omdat de bewoners zich in de 6 faciliteitengemeenten bevinden? Wat is dat toch
met die 6 faciliteitengemeenten?
Dat brengt
ons onmiddellijk tot een tweede punt, een punt van pure discriminatie, die dan
nog rechtens wordt ingesteld én gebetonneerd: deze regeling, waarbij geschillen
door de algemene vergadering van de afdeling bestuursrechtspraak van de Raad
van State wordt behandeld, alternerend voorgezeten door een Nederlandstalige en
een Franstalige voorzitter, deze regeling geldt met name alléén voor de 6
faciliteiten in de Vlaamse Rand rond Brussel, en dus niet voor al die andere
gemeenten met een faciliteitenregeling. We kunnen hier zowel spreken van een
inbreuk op het gelijkheidsbeginsel als een bijzonder voorrecht dat opnieuw
alléén voor Franstaligen geldt.
Maar ik zou
in deze ook nog een stuk verder willen gaan. Faciliteiten waren er eigenlijk
alleen voor de bestuurden, zodat zij – tijdelijk, tot hun inburgering in deze Nederlandstalige
gemeenten – bij de bestuurders, bij de overheid in hun eigen taal bepaalde
documenten konden opvragen. Nu worden deze faciliteiten eigenlijk ook
uitgebreid naar de bestuurders zelf. Want eigenlijk zegt men door dit
wetsontwerp dat de Nederlandstalige kamer van de Raad van State geen
deugdelijke uitspraken zou hebben gedaan. Denken de collega’s van de zogenaamde
Vlaamse meerderheidspartijen die dit wetsontwerp zullen goedkeuren, dat zij op
die manier, met de uitbreiding van bevoegdheid naar de algemene vergadering van
de Raad van State hun Franstalige collega’s tot meer gehoorzaamheid tegenover
Vlaamse beslissingen zullen kunnen aanzetten?
Het
alternerend voorzitterschap dan: het zal volstaan goed de timing in het oog te
houden, om de vraag aan de juiste voorzitter te kunnen voorleggen.
De
voorwaarden om deze nieuwe procedure te kunnen aangaan, wordt en werd door
sommigen voorgesteld als vrij zwaar, maar dat klopt dus helemaal niet met de
werkelijkheid: het voorwerp van de aanvraag moet gelegen zijn in een van de
randgemeenten, de persoon vraagt in zijn schrijven de behandeling door de
algemene vergadering van de afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State,
en dit schrijven bevat een formele verwijzing naar de garanties, rechtsstelsels
en taalrechten in die gemeenten. Welke voorwaarden in deze als zwaar moeten
worden beschouwd: men moet het mij toch maar eens uitleggen.
Vandaag
worden procedures inzake herziening of vernietiging wegens machtsafwending en
inzake de eenheid van de rechtspraak verwezen naar de algemene vergadering, maar
door de uitbreiding, die de Vlaamse partijen zullen mee goedkeuren, kunnen
voortaan alle procedures die hieronder vallen, naar de algemene vergadering
verwezen worden.
Er zijn
trouwens verschillende technische vragen die als het ware vanzelf opwellen: hoe
zit dat met de verslagen van de auditeurs? Stellen zij elk een verslag op of
gebeurt dat gezamenlijk? Wat als ze tot een verschillende conclusie komen?
Worden de verschillende conclusies tenminste publiek gemaakt? Waarom publiek
maken, zult u zich afvragen? Omdat het in die gevallen, gevallen met een
verschillende conclusie naargelang de taalaanhorigheid van de auditeurs, duidelijk zal gaan om een taalpolitiek, een
taalgevoelig thema waar de publieke opinie in elk geval toch wel inzage mag van
hebben? In welke taal wordt er gepleit? In welke taal worden de conclusies
opgemaakt? Er is onzekerheid over de procedure als de twee auditeurs het met
elkaar oneens zijn. Welke procedure wordt dan gevolgd?
We moeten
ons ook vragen stellen bij het taalgebruik. De staatssecretaris stelde in de
commissie dat aan de taalregeling niets wordt gewijzigd. Maar er zijn vragen,
en er blijft véél onzekerheid, onder meer over de taalregeling van deze
geschillen. Kan een inwoner uit de faciliteitengemeenten die in beroep gaat
tegen een beslissing van zijn gemeentebestuur, de procedure in het Frans aanspannen?
Wat is de toestand nù en wordt dit gewijzigd door dit nieuwe wetsontwerp? En
gelet op het feit dat hier een nieuwe procedure wordt ingevoerd, zou het op
zijn minst nuttig geweest zijn om de betrokkenen in deze te horen, in een
hoorzitting bijvoorbeeld. Waarom kon dit niet? Waarom moet dit met de karwats
door het parlement worden gejaagd, terwijl het hier om een wetsontwerp gaat dat
bevoegdheden toch wel fundamenteel anders legt en organiseert. Bij dergelijke
wetsontwerpen en wetsvoorstellen kan dit wél in de Kamer. Hier niet. Waarom? Normaal
zou men van een hoorzitting bijkomende informatie en inlichtingen mogen
verwachten, en eventuele bijsturingen…
Men kan zich
trouwens de vraag stellen waarom een alternerend voorzitter nodig is, als het
niet is om de Franstaligen op hun wenken te bedienen? En waarom een alternerend
voorzitterschap volgens inschrijving op de rol? Er is immers reeds een pariteit
in de Raad en de eerste voorzitter en de voorzitter wisselen nu reeds
jaarlijks? Waarom dan deze regeling?
Conclusie:
dit is een
onaanvaardbaar wetsontwerp, omdat Franstaligen uit de faciliteitengemeenten
door voorliggende tekst meer rechten zullen krijgen dan de Brusselaars, het
voorrecht met name om hun dossier behandeld te zien door de algemene
vergadering van de afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State. Beslissingen
van de Vlaamse overheid zullen door dit wetsontwerp voorgelegd worden aan een
tweetalige algemene vergadering van de Raad van State en Franstalige
magistraten zullen zich met dergelijke beslissingen kunnen moeien. Het schendt
volgens mij de beginselen van federale loyauteit en territorialiteit en de
Nederlandstaligheid van Vlaanderen. Het schendt ook de resoluties van 1999,
waarin wordt gesteld dat Vlaanderen bevoegd moet zijn voor de organisatie van
het administratief toezicht in de randgemeenten en Voeren en de regeling van
het taalgebruik in gemeenten met een bijzonder taalstatuut. Dit wetsontwerp
gaat ook in tegen de voorstellen van de Vlaamse onderhandelaars in de
onderhandelingen in het afgelopen jaar. En dit dus allemaal in een periode, in
een legislatuur waarin zelfs de Eerste Minister stelt dat de klemtoon meer en
meer bij de deelgebieden moet komen te liggen? Dit wetsontwerp dat een inbreuk
is op de volheid van Vlaamse bevoegdheid, is daarmee volledig in tegenspraak,
het is erger: het is een cynische grap.
De minister,
de staatssecretaris zal misschien opmerken dat de Raad van State in zijn advies
geen enkele opmerking heeft gemaakt. Onder andere omdat de mogelijkheid om naar
de algemene vergadering te gaan geen verplichting maar een mogelijkheid is.
Maar zoals ik in de commissie heb opgemerkt, wil ik opnieuw opmerken dat de
afdeling Wetgeving van de Raad van State zich heeft gefocust op het onderzoek
van de bevoegdheid van de steller van de handeling, van de rechtsgrond, en van
de vraag of aan de vormvereisten werd voldaan. Het is dus wat ver uit de
bocht om te verklaren dat de Raad van State zich in totaliteit en zich al volledig
zou hebben uitgesproken. Het zou dus met name van een streven naar
rechtszekerheid getuigen als deze commissie tenminste de Raad van State in deze
zou willen horen en dan wel ten gronde. Want tot hier toe heeft zij enkel een
beperkt advies over de bevoegdheid, over de rechtsgrond en over de
vormvereisten verleend. We stellen alleen vast dat er geen hoorzittingen
mogelijk waren, aldus deze meerderheid, en vragen ons alleen af wat men dan per
se wou verbergen.
Het spreekt
vanzelf, mijnheer de voorzitter, dat wij na deze uitgebreide kritiek en deze
uitgebreide vraagstelling, het wetsvoorstel zelf uitgebreid hebben geamendeerd.
2. Bespreking van voorstel tot
herziening van artikel 160 van de Grondwet – stuk 2285
De
toelichting van een en ander gebeurde in de Senaat in een licht ironische toon,
of moeten we zeggen, een zwaar cynische toon. Het vorige wetsvoorstel voorziet
in nieuwe bevoegdheden en nieuwe beraadslagingen van de Raad van State. De
principes hiervan moeten in de Grondwet worden opgenomen, aldus de commissie en
de indieners, zogenaamd omdat grondwet en wet in hetzelfde perspectief moeten
worden gelezen. Tja, daar kunnen we nog wel een boekje over opendoen,
natuurlijk, over de wettelijkheid en de grondwettelijkheid van een en ander.
Wat deze
toelichting er wel vergeet bij te vertellen, is dat de nieuwe bevoegdheden en
beraadslagingen van de Raad van State uitsluitend betrekking hebben op
betwistingen in de 6 faciliteitengemeenten – dus ten behoeve van de
Franstaligen – en dat dit wellicht de reden is waarom alles grondwettelijk moet
worden gebetonneerd. Je weet maar nooit of de beloofde, grote staatshervorming
er niet komt, dan hebben we toch al dit binnen.
Vooral de
laatste paragraaf in de toelichting in de Senaat getuigde van een grote mate
van cynisme: “Het hoeft niet te worden onderstreept dat de voorgestelde
hervormingen strekt om de communautaire vrede in ons land te verzekeren”. Niet
alleen is het Nederlands schabouwelijk, maar zoals dat ook het geval is geweest
met de invoering van de faciliteiten worden de Vlaamse partijen ook nog eens
gevraagd om in te stemmen met een betonnering van een regeling die ons alleen
maar nadeel kan bezorgen. Ook de faciliteiten werden met name aan de Vlamingen
verkocht als een manier om de communautaire vrede af te kopen, terwijl het
juist een versnelde verfransing van deze 6 mooie Vlaamse gemeenten in de
Vlaamse Rand rond Brussel heeft veroorzaakt.