Enkele jaren geleden stierf de
antropoloog-socioloog-filosoof Lévi-Strauss, auteur van tal van interessante
boeken. Een man dit de liefde voor antropologie en de studie van de
verscheidenheid van de menselijke populatie op deze wereld aan velen heeft doorgegeven.
Iemand die zich niet schaamde voor politiek niet-correcte uitspraken, zoals de
volgende: “Men maakt zich aan niets schuldig als men stelt dat een bepaalde
manier van leven en denken hoger staat dan andere, en aan te geven dat men maar
weinig aantrekkingskracht voelt voor deze of gene manier van leven, waar men
maar weinig gemeenschappelijk mee heeft”.
In 1973 werd hij tot lid van de Académie Française gekozen,
in de plaats van Henry Montherlant, die juist overleden was. Enkele jaren
daarvoor, in 1971, had hij in zijn boek “Race et culture” de volgende zinnen
neergeschreven: “De strijd tegen alle vormen van discriminatie moet men
plaatsen in dezelfde beweging die de mensheid naar een wereldbeschaving trekt,
een wereldbeschaving die vernietigend is en zal zijn voor die oude
particularismen. Nochtans kan men niet anders dan erkennen dat het juist die
oude particularismen zijn die esthetische en spirituele waarden hebben
gecreëerd, die onze beschaving hebben opgebouwd (…) We wiegen onszelf in de
droom dat gelijkheid en broederlijkheid eens over alle mensen zullen heersen,
zonder dat hun diversiteit hierdoor zal worden geraakt. Maar als de mensheid
zich niet neerlegt bij de idee om een steriele consumptiemachine te worden (…)
zal ze moeten aanvaarden dat elke waarachtige schepping een bepaalde doofheid
impliceert voor andere waarden, doofheid die zelfs kan evolueren tot een
weigering, ja, zelfs tot een negatie van die andere waarden. Want men kan niet
tezelfdertijd zich mengen in de vreugde van de andere, zich met hem (of haar)
identificeren en zich toch als verschillend blijven gedragen”.
Neen, Claude Lévi-Strauss zou het vandaag met deze boodschap
allesbehalve gemakkelijk hebben gehad.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten