POLITIEKE COLUMN:

Wegens beëindiging van mijn politiek mandaat wordt deze blog niet langer bijgewerkt.
Oudere bijdragen blijven online staan.





vrijdag 25 mei 2012

Trillingen aan de oppervlakte – zware verschuivingen in de ondergrond


Voor de elektronische Nieuwsbrief van de Deltastichting schreef ik volgende bijdrage over de vele maatschappelijke trillingen die door Europa gaan.
 
Electorale en politiek-maatschappelijke trillingen
Dat er politiek-maatschappelijk en electoraal enorm veel aan het bewegen is, kunnen we niet alleen in dit land vaststellen. Maar het is in elk geval verheugend te noemen dat de V-partijen in België volgens de jongste peiling ruim de helft van de Vlaamse kiezers zouden vertegenwoordigen. Het identitair streven in Vlaanderen wordt stilaan een breed maatschappelijk gedragen stroom – ook al wil het elitair maatschappelijk bovenlaagje het voorlopig niet zien – en dat kan iedereen die échte veranderingen wil, alleen maar verheugen.
Er is natuurlijk meer aan de hand dan alleen maar een opstoot van Vlaams-nationalisme. De liberalen naderen de 10%, christendemocraten zouden – nog eens, het is maar een peiling – niet eens boven 15% geraken, en de socialisten zitten in dezelfde buurt.  Maar ook in de andere lidstaten van de Europese Unie zijn er onverwacht veel verschuivingen: in Frankrijk haalt het dood-verklaarde Front National zo’n 18%, in Groot-Brittannië doet de UKIP (United Kingdom Independant Party)  ruim 13%. In Frankrijk doet uiterst links het vrij goed, in Duitsland is er de schijnbaar onstuitbare opmars van de Piratenpartij.
Wat de Europese elite het meest zorgen baart, is de toestand in Griekenland, de economische, politieke en electorale toestand. De twee zuilen van de macht, PASOK (socialistisch) en Nea Demokratia (liberaal) werden door de woedende kiezers afgestraft wegens hun slaafse houding ten opzichte van de EU-top en het feit dat hun besparingsplannen de echte verarming van Griekenland zullen inzetten. Experts gaan nu al in het Griekse geval uit van de status van “derde wereld”-land. PASOK, in vorige verkiezingen nog goed voor 44%, haalde met moeite nog 13,2%.  Nea Demokratia, eens een fiere liberale partij met 34% van de stemmen achter zich, moest genoegen nemen met 18,8%. Samen dus juist 30%!  Het uiterst-linkse Syriza, dat vooral aanstuurt op een onafhankelijke Griekse koers, en dat af wil van de Europese bemoeienis en het “spaardictaat”, haalde bijna 17%. Samen met de kommunisten en een andere uiterst-linkse partij kon uiterst-links ruim 30% van de kiezers verleiden.  17% van de Grieken stemde voor rechts- of uiterst-rechtse partijen.
De regeringsvorming werd na drie pogingen gestaakt. Op het moment dat ik deze lijnen neerschrijf, is het voor iedereen duidelijk dat we naar nieuwe verkiezingen gaan in Griekenland. Met welk resultaat? Verlaat Griekenland de euro-zone? Verlaat Griekenland de EU?

Het is duidelijk dat er een storm opsteekt in Europa, dat er een stille woede aan het groeien is, die uit een combinatie van angst en verontwaardiging is ontstaan.

Trillingen aan de oppervlakte, verschuivingen in de ondergrond
 Een seismograaf is een apparaat dat aan de kleine trillingen aan de oppervlakte kan meten en kan voorspellen welke fundamentele wijzigingen zich in de ondergrond voordoen.  De electorale en politiek-maatschappelijke fenomenen zijn voor politieke seismografen in elk geval meer dan louter toevallige, efemere en tijdelijke verschijnselen. Het is met name steeds beter zichtbaar dat de middenklasse in Europa – de eigenlijke ruggengraat van het economisch en financieel weefsel – steeds onder grotere druk komt te staan. De belastingdruk wordt opgevoerd – staten hebben meer inkomsten nodig – terwijl de uitkeringen dalen. Ondertussen stijgen de kosten voor energie, opvoeding, immobiliën: wie nog wat over heeft op zijn spaarboek, ziet ook die restjes stilaan wegsmelten.  Het verdwijnen van die ijzeren reserve zorgt voor politieke en electorale onrust bij de middenklasse, die tezelfdertijd vaststelt dat zij ook nog eens mag opdraaien voor de bancaire schulden: de bankwinsten worden omgezet in grote bonussen, die worden dus geprivatiseerd, terwijl de bankverliezen door de algemeenheid, door de gemeenschap zouden moeten worden gedragen.
In het Duits-konservatieve weekblad Junge Freiheit (13 mei 2012) wordt de befaamde trompetsolist Markus Stockhausen ondervraagd. Markus Stockhausen is de zoon van de nog meer bekende vader en componist Karlheinz Stockhausen, een van de paradepaardjes van de Europese muzikale avantgarde. De zoon windt er geen doekjes om: “Mij werd steeds duidelijker wat voor een stortvloed over ons zal komen en iedereen blijft rustig slapen. En het gaat niet alleen om geld, maar ook om het inboeten van onze democratische grondrechten. Het gaat om onze soevereiniteit (…) De idee van een Europees reddingsniveau mag dan ten gronde een goed idee zijn, maar de feiten die met de oprichting van dit  Europees Financieel Stabiliteitsfonds (EFSF) gepaard gingen, veroorzaken véél angst en zijn eigenlijk onaanvaardbaar”.
Duitsland, samen met andere Noord-West-Europese landen, is al jaren nettobetaler en wordt de hoofdwaarborg in dit stabiliteitsfonds. Als nog andere landen dan Griekenland (bijvoorbeeld Spanje) vallen, worden de verschillende borgen aangesproken, in de eerste plaats Duitsland, maar ook de andere “sterke” economieën. De vrees van Stockhausen junior is dat ook de “sterke” economieën dan snel onderuit zullen gaan.  Want Duitsland staat nu al garant voor een bedrag van 400 miljard euro. Met het installeren van het EFSF geven staten hun financiële soevereiniteit af, want de raad van gouverneurs van het EFSF kan elk land dwingen om bijkomende bijdragen ter beschikking te stellen zonder dat de regering er eigenlijk nog veel aan te zeggen heeft.

De burgers zullen deze bankencrisis betalen, tenzij…
In oktober 2011 schreef vriend Alain de Benoist een merkwaardige bijdrage onder de titel: “Het jaar 2012 wordt verschrikkelijk”. Daarin ontwikkelde hij vooral zijn visie op de financiële crisis van 2008. Sommigen voorspelden in 2011 al dat het ergste voorbij was. Alain de Benoist integendeel schreef dat het ergste nog moest komen en dat de gevolgen erger zullen zijn dan in 1929.

Problematisch is in elk geval dat de privéschuld wordt gevolgd door een verschrikkelijk hoge staatsschuld, die alle Europese landen aansteekt. De schuldratio (ten opzichte van het bbp) zit boven de 80% in Groot-Brittannië, Duitsland, Frankrijk, Portugal (92%), België (100%), Italië (120%) en Griekenland met 160% (in 2011 weliswaar). Dit zijn de nationale schuldenratio’s. Daar moet je de lokale schuldenratio’s bij tellen (ook in België trouwens een groeiend probleem), en de schuld van de huisgezinnen en de ondernemingen. Als men die globale schuld rekent, dan wordt de schuldratio in 2010 in Frankrijk 199,5%, in Duitsland 202,7%, in Italië 221,1%, in het Verenigd Koninkrijk 255%, Spanje 269%.
De eerste reden en oorzaak voor deze hoge schuldgraad? Er zijn vanzelfsprekend veel redenen te vinden, het lakse financiële beleid zal in een aantal Zuid-Europese landen zeker de ontsporing kunnen helpen verklaren. Maar voor Alain de Benoist is het overduidelijk dat de onmiddellijke oorzaak van de verzwaring van de schuld in de reddingsplannen voor de banken in 2008 en 2009 moet worden gezocht. Banken hebben de staten onder druk gezet en hebben gewezen op het fundamenteel belang dat ze vertegenwoordigden voor de economieën.
Vanwaar die bankencrisis? Paul Jorion, een Franse expert, wijst vooral op de effecten van de concentratie van kapitaal in handen van een kleine minderheid van financierders. Dit heeft de verveelvoudiging gestimuleerd van allerlei speculatieve producten, die op korte termijn enorme winsten beloofden. Het casinokapitalisme was een feit, wat het inkomen van speculanten heeft opgedreven, en dat gebeurde ten koste van de inkomsten van gewone bankgebruikers. En de criminoloog Xavier Raufer voegt eraan toe dat de groeiende samenwerking tussen financiële markten en criminele organisaties voor de rest heeft gezorgd. Er is dus geen ontkomen aan?

Het heft terug in eigen handen nemen – het IJslands voorbeeld
U herinnert zich wel het kleine IJsland, het Scandinavische land dat als een van de eerste Europese landen zwaar getroffen werd door de economische en vooral financiële crisis in 2008. In 2003 waren alle IJslandse banken geprivatiseerd, en in een poging om buitenlandse investeerders aan te trekken, boden zij producten aan tegen zeer lage kosten en zeer hoge interesten. Hun IceSave-producten trokken Engelse en Nederlandse geldschieters aan.
Dit neo-liberaal bankbeleid zorgde ervoor dat IJsland op enkele jaren tijd het rijkste land van de wereld werd. Investeringen namen toe, maar tezelfdertijd ook de bankschulden in het buitenland. In 2003 was de schuldratio van IJsland ten opzichte van het bbp nog 200%, in 2007 was het al 900%. De drie hoofdbanken van IJsland gingen in 2008 over de kop: Landbanki, Kaupthing en Glitnir. IJsland zelf werd bankroet verklaard.
Deze crisis leidde er merkwaardig genoeg toe dat IJslanders op zichzelf werden teruggeworpen en zich gingen bezinnen op hun soevereine rechten, hun democratie en de wijze waarop zij het leven in het verleden hadden georganiseerd en hoe zij het in de toekomst wilden organiseren. Was het vrij snel duidelijk dat de crisis in IJsland een klassiek schema volgde, dan was de gevolgtrekking van de IJslanders een stuk anders dan door de neoliberalen gepland. Toen de banken inderdaad in de problemen kwamen, en op die manier gans IJsland met zich mee dreigden te sleuren, kwamen het IMF en de Europese Unie op de proppen met reddingsplannen: zij zouden de schuld wel overnemen, waarbij werd onderstreept dat dit wellicht de enige manier was voor IJsland om Nederland en Groot-Brittannië terug te betalen, die hun burgers immers moesten terugbetalen.  Protesten en relletjes alom in het anders zo kalme IJsland, waarna de regering haar ontslag indiende. In april 2009 kwam een linkse coalitie aan de macht, die het neoliberale economisch systeem afwees, maar wel aanvaardde dat alle schulden zouden worden betaald, ongeveer 3,5 miljard euro. Dat zou er in de praktijk hebben op neergekomen dat elke IJslander maandelijks 100 euro moest ophoesten, en dit gedurende 15 jaar: de IJslanders hadden het helemaal gehad en konden zich hiermee niet verzoenen.
Het staatshoofd, Olafur Ragnar Grimsson, besloot uiteindelijk deze wet niet te tekenen, die de IJslandse bevolking verantwoordelijk stelde voor de bankenschulden, en hij aanvaardde de vraag naar een referendum. De internationale gemeenschap verhoogde haar druk op IJsland, waarbij de grote woorden niet werden geschuwd: men zou het land isoleren, blokkeren, enzovoort.
In maart 2010 stemde 93% van de bevolking tégen het terugbetalen van de schuld. IMF bevroor alle leningen. Maar de revolte hield niet op: met de steun van de bevolking werden burgerlijke en strafrechtelijke onderzoeken gestart tegen diegenen die voor de financiële crisis verantwoordelijk werden geacht.  Zo werd een internationaal arrestatiebevel uitgevaardigd tegen de oud-voorzitter van de Kaupthingbank, Sigurdur Einarsson.
De IJslanders gingen verder: ze besloten op basis van meer participatieve democratie een nieuwe grondwet op te stellen, waarin uitdrukkelijk de te grote afhankelijkheid van internationaal kapitaal en virtueel geld onmogelijk werd gemaakt. En het moet gezegd, ze kwamen met een vrij originele oplossing: de IJslanders kozen uit een lijst van 522 burgers die tot geen enkele politieke partij behoorden, 25 mannen en vrouwen, die de nieuwe grondwet opstelden. Niet dus door een handvol politici. De voorstelling werd ook onmiddellijk op internet geplaatst, en burgers konden voorstellen en amendementen insturen.
Van deze zeer uitgewerkte vorm van participatieve democratie wordt veel verwacht. Het ontwerp van grondwet zal worden voorgelegd in de volgende verkiezingen. De zware financiële en economische crisis heeft in IJsland geleid tot een herdenken van de democratie en de soevereiniteit.
Moet Griekenland deze les volgen? De zaken liggen natuurlijk wel een stuk anders dan in IJsland. Er is sprake van decennialange financiële en sociale laksheid, er is sprake van wijdverspreide corruptie. En de economische kansen van IJsland liggen sowieso al een stuk beter dan de Griekse. Er is ook de Griekse mentaliteit natuurlijk die mijlenver afligt van de IJslandse. Maar uiteindelijk is de les toch dat elk er op eigen kracht zal moeten uitkomen. En dat de macht van de banken aan banden moet worden gelegd.

Geen opmerkingen: