De Italiaanse oud-president en technocraat Monti wond er in
De Morgen (01.02.2013) helemaal geen doekjes meer om: “Ik stel tot mijn spijt
vast dat België niet meer dezelfde kracht heeft als vroeger. Uw land was
traditioneel een kleine maar erg sterke motor voor de Europese integratie. Dat
is nu niet meer het geval, helaas”.
Eigenlijk doet Mario Monti hier niets anders dan de
resultaten van een analyse van de OESO herhalen, die de Belgische economie door
de mangel hebben gehaald. De analisten van de OESO vatten de vrij dramatische
economische toestand van België in 6 stellingen samen:
-
Nergens is de kloof tussen bruto- en
nettoloonkosten zo groot: de helft van de totale Belgische loonmassa vloeit
terug naar de overheid via belastingen.
-
België ziet zijn aandeel in de internationale
markten meer dan andere landen dalen. Volgens de OESO is het Belgische
marktaandeel sinds 1990 met bijna 30% gedaald, terwijl dat van Nederland en
Duitsland nog is gestegen.
-
De Europese Commissie schat dat de Belgische
kosten voor pensioenen, rusthuizen en gezondheidszorgen tegen 2060 met 9,5%
zullen stijgen, het derde hoogste percentage na Noorwegen en Slovenië.
-
De werkelijke pensioenleeftijd is met 59 te
laag. De activiteitsgraad in dit land wordt wel verhoogd naar 56,3 (in
Vlaanderen ligt die nu al véél hoger, by
the way), maar blijft veel te laag in verhouding met de buurlanden.
-
In België zijn te weinig jongeren en te weinig
ouderen aan de slag.
-
Na de crisis hebben de Belgische banken zich
teruggeplooid op de nationale markt, een markt met relatief weinig
wanbetalingen op leningen, en met meer beperkte risico’s met andere woorden.
Bovendien steunen onze banken voor hun financiering meer op spaardeposito’s dan
op volatiele internationale leningen (wat ik dan weer eerder een voordeel vind
dan een nadeel, maar soit).
België is dus nog lang niet uit het economische dal, wel
integendeel, zou men moeten zeggen. De cijfers vindt men terug in Trends van 31
januari 2013.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten