POLITIEKE COLUMN:

Wegens beëindiging van mijn politiek mandaat wordt deze blog niet langer bijgewerkt.
Oudere bijdragen blijven online staan.





vrijdag 13 juli 2012

Mijn tussenkomst in de Commissie naar aanleiding van BHV



In de 4 voorstellen in de tweede cluster van de zogenaamde splitsing van het kiesarrondissement B-H-V zitten enkele van de zwaarste Vlaamse toegevingen. De 4 voorstellen, met volgnummers 2284, 2285, 2286, 2287, hebben allemaal als onderwerp de 6 taalfaciliteitengemeenten. In deze wetsvoorstellen is voor ons duidelijk dat de prijs die Vlaanderen voor deze onzuivere splitsing van B-H-V betaalt, veel te hoog is, en gewoon niet in verhouding staat tot de voorgestelde splitsing, en ik zal u hiervan, de Nederlandstaligen onder u tenminste, proberen te overtuigen.
Want wetsontwerpen die voorliggen komen er eigenlijk op neer dat de 6 faciliteitengemeenten, mede door het oprichten van een Brusselse Metropolitane Gemeenschap, maar ook door het wetsontwerp tot wijziging van de wetten op de Raad van State en de behandeling van de administratieve geschillen, gaandeweg meer en meer zullen worden losgemaakt van Vlaanderen en van de Vlaamse Rand. De regeling voor de benoeming van de burgemeesters in de Vlaamse Rand wordt opnieuw méér onttrokken aan de bevoegdheid van de Vlaamse overheid en de beslissing komt te liggen bij de Raad van State, waarbij het voorzitterschap alternerend bij een Vlaamse of Franstalige komt te liggen. Dit is pure uitholling van de Vlaamse soevereiniteit, en het is mij echt onduidelijk op basis van welke argumentatie de zogenaamde Vlaamse meerderheidspartijen dit allemaal willen goedkeuren en hier zomaar, volledig tegengesteld aan vroegere stellingnames van dezelfde partijen, overstag gaan.  Alternerend komt het voorzitterschap terecht bij een Vlaamse dan wel Franstalige rechter, het wordt dus gewoon wat geduld oefenen, tot de zaak bij de juiste rechter terechtkomt.
De Franstaligen hebben in elk geval, dames en heren, dit geleerd uit de omzendbrieven-Peeters in de faciliteitengemeenten: dat is dat ze hun verwezenlijkingen in elk geval gebetonneerd wilden krijgen. Gebetonneerd nog voor ze over de grote staathervorming gaan discussiëren. Met andere woorden: ze hebben nu al, los van het verder verloop van de staatshervorming, de buit al binnen. Dat is wat ze met deze wetsontwerpen doen, en ze krijgen er nog eens de steun van de zogenaamde Vlaamse meerderheidspartijen bovenop.
U kent allemaal natuurlijk het verhaal van de faciliteitengemeenten. De meest gekende zijn de zes faciliteitengemeenten in de Vlaamse Rand en ze worden ‘faciliteitengemeenten’ genoemd omdat de wetgever in 1963 besliste om op basis van een politiek compromis tussen Franstaligen en Nederlandstaligen taalfaciliteiten te voorzien voor de Franstalige minderheid. Tezelfdertijd werden faciliteiten voorzien voor Nederlandstalige minderheden op Franstalig grondgebied. En sinds de grondwetherziening van 1970 maken de 6 taalfaciliteitengemeenten trouwens ook ondubbelzinnig deel uit van het Nederlands taalgebied.
De finaliteit van de taalfaciliteiten, dames en heren, moet in dit debat nog eens onderstreept worden, omdat ze de kern zelf van het probleem raakt. De finaliteit van de faciliteiten was eindig te zijn, om uit te doven, want de simpele bedoeling was de anderstaligen, de Franstaligen met name, de mogelijkheid te bieden zich in de eigen taal tot het gemeentebestuur te richten, zolang zij niet geïntegreerd waren in de gemeente. De taalfaciliteiten hadden de oorspronkelijke bedoeling, aldus professoren, staatsrechtexperts en andere politieke commentatoren aan Vlaamse kant, om uitdovend te werken, en wat de bestuursactiviteiten en bestuursdocumenten betreft een overgangsperiode in te lassen. Dat was trouwens ook het argument waarmee de Vlaamse onderhandelaars dit wetsontwerp aan hun achterban hebben verkocht – herinnert u zich dat – en dat is ook de manier waarop de taalfaciliteiten werden uitgeoefend in die gebieden waar een Nederlandstalige minderheid van die faciliteiten genoot. Nederlandstalige minderheid gebruikte de faciliteiten om zich aan te passen. Is het u trouwens nooit opgevallen dat de faciliteiten, gebruikt door Nederlandstaligen, nergens voor problemen hebben gezorgd? Dààr wordt de finaliteit dus wel zeer goed gesnapt en gevolgd…
De Franstaligen, die de plooibaarheid van de Vlamingen tijdens de onderhandelingen hadden geproefd, hebben onmiddellijk gezien dat deze faciliteiten hen de mogelijkheden boden om er permanente taalrechten en uiteindelijk ook politieke rechten uit te puren. Binnen de kortste keren lagen ook andere, politieke eisen op tafel. In die periode hoorden we dus ook voor de eerste keer woorden als ‘corridor’.
De faciliteiten hebben er niet voor gezorgd dat de taalperikelen ophielden, zoals de Vlaamse onderhandelaars ons hadden beloofd. Ze zorgden er ook niet voor dat de Franstalige instroom ophield, wel integendeel. De Franstaligen deden er massaal beroep op en stelden deze faciliteiten op de duur voor als een soort automatisme, een soort verworvenheid, zeg maar een stukje linguistieke sociale zekerheid in de Vlaamse Rand: we passen ons niet aan, wij moeten ons trouwens ook niet aanpassen en we zullen ons niet aanpassen. Het werd nog beloond ook. De faciliteiten invoeren was dus een vergissing, dames en heren, en het betonneren van deze faciliteiten was dat nog meer. Door het betonneren kan de Franstalige minderheid beslissen over de faciliteiten, en kunnen zij elke poging van de Vlaamse meerderheid om die faciliteiten te beperken, tegenhouden.
Alleen de omzendbrief Peeters zorgde voor wat weerwerk. De omzendbrief-Peeters (nr. BA 97/22) was een omzendbrief die de regeling van het taalgebruik in gemeentebesturen van het Nederlandse taalgebied preciseerde. Hij is op 16 december 1997 door toenmalig Vlaams minister van Binnenlandse Aangelegenheden Leo Peeters naar de gouverneurs van de Vlaamse provincies gestuurd. Vooral de passages met betrekking tot de faciliteitengemeenten in Vlaamse Rand rond Brussel en aan de taalgrens, waarin de taalfaciliteiten – het recht van de bevolking om op verzoek gemeentelijke diensten in een andere dan de bestuurstaal te ontvangen – restrictief en strikt worden geïnterpreteerd, gingen volledig in de lijn van wat de oorspronkelijke bedoelingen van de onderhandelende partijen inzake de faciliteiten werd beoogd: integrerend te werken, en dus uitdovend. Eens geïntegreerd was er met name geen nood meer aan faciliteiten.
Waarom dit verhaal over de faciliteiten? Omdat wat met deze wetsontwerpen wordt ingevoerd, neerkomt op superfaciliteiten, op faciliteiten model ‘extra large’. Maar ik kom eerst op de kwestie B-H-V. Sinds 2002 betekent de kieskring Brussel-Halle-Vilvoorde een belemmering voor het vormen van een provinciale kieskring Vlaams-Brabant. Vlaams-Brabant is sinds 2002 de enige provincie in België waar de kieskring niet overeenkomt met de provinciegrenzen en de oude arrondissementele kieskringen nog bestaan.  Tenslotte werd de kwestie Brussel-Halle-Vilvoorde zéér actueel door een arrest van het Grondwettelijk Hof. Dit arrest kwam tot stand na verzoekschriften van onder andere leden van deze geachte vergadering. Dat hof (toen nog Arbitragehof geheten) oordeelde in een arrest in 2003 dat de huidige indeling van België in kieskringen onhoudbaar is. Daar waar elders in België de kieskringen overeenkomen met de provincies, is dat in Vlaams-Brabant en Brussel niet het geval. Dit vormt een onaanvaardbare ongelijkheid. Het Hof gaf de politiek tot de volgende federale verkiezingen, die gepland stonden voor 24 juni 2007, de tijd om de kwestie op te lossen, anders zouden de verkiezingen ongrondwettelijk zijn.
Uit dit arrest volgde heel duidelijk dat er voor de splitsing van BHV géén prijs moest worden betaald en dat BVH best zonder onderhandelingen moest worden gesplitst. Het gaat immers om niets anders meer dan het rechttrekken van een situatie. Dit was jarenlang ook het dure engagement van de Vlaamse partijvoorzitters, en dan verwijs ik graag naar het engagement van 13 mei 2004. In deze officiële verklaring verbonden de partijvoorzitters zich formeel om BHV op de federale agenda te zetten. De boodschap in dit engagement is duidelijk: Vlaanderen dient hiervoor geen prijs te betalen. Het document werd ondertekend door de toenmalige minister-president Bart Somers en Paul Van Grembergen en door de toenmalige Vlaamse partijvoorzitters Stevaert, Sterckx en Van Weert. CD&V tekende de verklaring niet, want de verklaring ging voor die partij niet ver genoeg. De verklaring was te braaf voor CD&V. Het was nog de periode van “vijf minuten politieke moed”, toen CD&V nog Vlaamsgezind was. Maar er was in elk geval een engagement van alle andere partijen om geen prijs te betalen.
We staan daar vandaag verder af dan ooit. De prijs die moet worden betaald is fenomenaal hoog. Het was van meet af aan verkeerd om toch over BHV te onderhandelen, te marchanderen en een prijs te betalen. Uit de besprekingen in de Senaat bleek bijvoorbeeld dat het ook voor CD&V geen probleem meer is dat de zes faciliteitengemeenten “verbrusselen” en institutioneel steeds verder los van Vlaanderen worden gemaakt, en aan Brussel aangehaakt. Althans in de visie van Franstaligen. Zo liet de Franstalige senator Francis Delpérée zich in het programma Controverse op RTL-TVI van 18 september 2011 als volgt uit over de vier concentrische cirkels rond Brussel: “Vandaag zitten wij in de theorie van wat ik de vier concentrische cirkels zou noemen. De eerste cirkel: de 19 gemeenten van het Brusselse Gewest. De tweede cirkel: De 19 plus de 6, met behoud van rechten (…). Derde cirkel: de 19, plus de 25 van Halle-Vilvoorde, om eventueel vier gecoöpteerde Franstalige senatoren aan te duiden. En dan de vierde cirkel, toch niet te vergeten: het voormalige Brabant, dat de bevoegdheid wordt van de metropolitane gemeenschap, waarin we kunnen proberen na te denken over de toekomst van Brussel en van alles wat daar rond ligt”. Brabant als speelveld voor de Franstaligen,  waarmee ook de corridor naar Wallonië een feit zal zijn.  En een en ander zou ook nog eens grondwettelijk worden gebetonneerd…
Ik begrijp dus niet waarom Franstaligen zich geprikkeld voelen als we hieruit besluiten dat de Franstaligen met dit Wallo-Brux-plan hun plan B allang klaar hebben? Ik begrijp het niet. Ik begrijp vooral ook niet waarom de zogenaamde Vlaamse meerderheidspartijen die toegevingen allemaal blijven slikken. Ik begrijp niet waarom de zogenaamde Vlaamse meerderheidspartijen die toegevingen aan Franstaligen dan nog eens zo gemakkelijk laten betonneren?

Want de prijs die Vlaanderen vandaag en morgen zal betalen voor de splitsing van het kiesarrondissement BHV is niet min: De zes faciliteitengemeenten rond Brussel vallen buiten de electorale splitsing. Het aparte statuut dat ze in de regeling krijgen, isoleert ze verder van Vlaanderen. De voorrechten van de Franstaligen in de faciliteitengemeenten worden nu zelfs verankerd in de Grondwet. Dat brengt die zes gemeenten hoe dan ook een stap dichter bij een inlijving bij Brussel.
Het grootstedelijk overleg, de ‘Brussels Metropolitan Region”, biedt een platform voor verdere verfransing. Brussel krijgt een constitutieve autonomie en ruime extra financiering zonder dat er aan interne sanering wordt gedaan en zonder ernstig onderzoek naar de noden.
Voor de Brusselse Vlamingen, de meest onderdrukte minderheid in het land, komt er geen enkele waarborg bij. Het nieuwe ontwerp van Grondwet wil nochtans de gewettigde belangen van de Nederlandstaligen vrijwaren, maar deze staatshervorming maakt helemaal niet duidelijk over welke belangen het gaat. Dat is het resultaat van een akkoord tussen Franstaligen en een aantal Vlaamse partijen over een splitsing van het arrondissement Brussel-Halle-Vilvoorde. We moeten een grote prijs betalen voor het oplossen van wat uiteindelijk een onevenwicht was, een onrechtvaardigheid en een ongrondwettigheid die is vastgesteld door het Grondwettelijk Hof. Voor het wegwerken van dat onevenwicht hadden de Vlamingen geen prijs moeten betalen.
Ook op het vlak van verkiezingen betalen we een zware prijs: de 6 faciliteitengemeenten vormen een nieuw kieskanton Rode. Dat kanton maakt deel uit van de kieskring Vlaams-Brabant, maar inwoners zullen – ter plaatse, via een dubbele kiesbrief – ook op de Brusselse lijsten kunnen stemmen, en…dit kiesregime wordt in de grondwet ingeschreven, gebetonneerd. Er is geen wederkerigheid voor de Vlamingen in het Brussels Hoofdstedelijk Gewest, er is geen wederkerigheid met andere taalfaciliteitengemeenten binnen noch buiten hetzelfde taalgebied. Dit is een gewestoverschrijdend kiesstelsel met éénrichtingsverkeer vanuit 6 taalfaciliteitengemeenten naar het Brussels Hoofdstedelijk Gewest, zonder verdere compensatieve wederkerigheid. En overtreedt men hiermee ook niet de grondwettelijke indeling in taalgebieden, gezien een stembrief voor Brussel de facto tweetalig is opgesteld, terwijl de betrokken faciliteitengemeenten in ééntalig Nederlandstalig taalgebied liggen, mits de beperkte uitzonderingsbepaling inzake taalgebruik bestuurder-bestuurde, waarop de omzendbrief Peeters nog steeds van kracht is?
Sommige Vlaamse partijen spreken van een evenwichtig akkoord. Het verschil in steun voor het akkoord in Vlaanderen en Wallonië en de stemmingen in de commissie bijvoorbeeld vertellen echter een heel ander verhaal. Aan Vlaamse kant was er geen meerderheid! Daar zit het onevenwicht. Aan de ene kant een gemeenschap die volledig achter het akkoord staat, met uitzondering van het FDF, dat niet groot genoeg is om een stem te hebben in de commissie, en aan de andere kant zelfs geen Vlaamse meerderheid. Dat is het echte verhaal van het onevenwicht. Luc van Doorslaer in De Standaard, nochtans geen Vlaams Belanger, omschreef het als volgt: “Een akkoord dat gedragen zou worden door zowat de hele Franstalige en slechts de helft van de Vlaamse volksvertegenwoordiging kan geen duurzaam Belgisch akkoord zijn” (De Standaard, 8.9.2011).

De conclusie van professor Maddens op de webstek van nieuws.be windt er geen doekjes om: “De ene factor van verfransing – BHV – wordt gewoonweg vervangen door een andere (de Communauté Métropolitaine). En die is potentieel veel gevaarlijker. Er wordt wat conflictstof opgeruimd, maar tegelijkertijd worden stapels nieuw dynamiet aangevoerd. Het kiezelsteentje mag dan uit de schoen zijn, er zit een schorpioen in de plaats”.  Een uitbreiding van de Franstalige invloed over gans Vlaams-Brabant met andere woorden.

1.     Algemene bespreking van het wetsontwerp tot wijziging van de wetten op de Raad van State wat de behandeling van geschillen betreft door de algemene vergadering van de afdeling bestuursrechtspraak, op verzoek van personen gevestigd in de randgemeenten.

Vooreerst toch al meegeven, dames en heren, dat dit wetsontwerp volledig op het lijf van de Franstaligen werd geschreven. Een expliciete toegeving aan de Franstaligen in de faciliteitengemeenten.  Tot hier toe werd er vanuit de 6 faciliteitengemeenten nooit een probleem gesignaleerd over de werking van de Raad van State, behoudens dan ‘the neverending story’ van de Franstaligen rond de omzendbrieven.  Vlamingen en Franstaligen stonden er lijnrecht tegenover elkaar. Maar buiten deze kwestie? Nooit. Waarom moest de Nederlandstalige kamer dan afgetrokken worden van de behandeling van deze zaken? Waarom moeten de bevoegdheden van de Raad van State uitgebreid worden naar alle mogelijke dossiers, ook die niets te maken hebben met het communautaire? Enkel en alleen omdat de bewoners zich in de 6 faciliteitengemeenten bevinden? Wat is dat toch met die 6 faciliteitengemeenten?
Dat brengt ons onmiddellijk tot een tweede punt, een punt van pure discriminatie, die dan nog rechtens wordt ingesteld én gebetonneerd: deze regeling, waarbij geschillen door de algemene vergadering van de afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State wordt behandeld, alternerend voorgezeten door een Nederlandstalige en een Franstalige voorzitter, deze regeling geldt met name alléén voor de 6 faciliteiten in de Vlaamse Rand rond Brussel, en dus niet voor al die andere gemeenten met een faciliteitenregeling. We kunnen hier zowel spreken van een inbreuk op het gelijkheidsbeginsel als een bijzonder voorrecht dat opnieuw alléén voor Franstaligen geldt.
Maar ik zou in deze ook nog een stuk verder willen gaan. Faciliteiten waren er eigenlijk alleen voor de bestuurden, zodat zij – tijdelijk, tot hun inburgering in deze Nederlandstalige gemeenten – bij de bestuurders, bij de overheid in hun eigen taal bepaalde documenten konden opvragen. Nu worden deze faciliteiten eigenlijk ook uitgebreid naar de bestuurders zelf. Want eigenlijk zegt men door dit wetsontwerp dat de Nederlandstalige kamer van de Raad van State geen deugdelijke uitspraken zou hebben gedaan. Denken de collega’s van de zogenaamde Vlaamse meerderheidspartijen die dit wetsontwerp zullen goedkeuren, dat zij op die manier, met de uitbreiding van bevoegdheid naar de algemene vergadering van de Raad van State hun Franstalige collega’s tot meer gehoorzaamheid tegenover Vlaamse beslissingen zullen kunnen aanzetten?
Het alternerend voorzitterschap dan: het zal volstaan goed de timing in het oog te houden, om de vraag aan de juiste voorzitter te kunnen voorleggen.
De voorwaarden om deze nieuwe procedure te kunnen aangaan, wordt en werd door sommigen voorgesteld als vrij zwaar, maar dat klopt dus helemaal niet met de werkelijkheid: het voorwerp van de aanvraag moet gelegen zijn in een van de randgemeenten, de persoon vraagt in zijn schrijven de behandeling door de algemene vergadering van de afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State, en dit schrijven bevat een formele verwijzing naar de garanties, rechtsstelsels en taalrechten in die gemeenten. Welke voorwaarden in deze als zwaar moeten worden beschouwd: men moet het mij toch maar eens uitleggen.
Vandaag worden procedures inzake herziening of vernietiging wegens machtsafwending en inzake de eenheid van de rechtspraak verwezen naar de algemene vergadering, maar door de uitbreiding, die de Vlaamse partijen zullen mee goedkeuren, kunnen voortaan alle procedures die hieronder vallen, naar de algemene vergadering verwezen worden.
Er zijn trouwens verschillende technische vragen die als het ware vanzelf opwellen: hoe zit dat met de verslagen van de auditeurs? Stellen zij elk een verslag op of gebeurt dat gezamenlijk? Wat als ze tot een verschillende conclusie komen? Worden de verschillende conclusies tenminste publiek gemaakt? Waarom publiek maken, zult u zich afvragen? Omdat het in die gevallen, gevallen met een verschillende conclusie naargelang de taalaanhorigheid van de auditeurs,  duidelijk zal gaan om een taalpolitiek, een taalgevoelig thema waar de publieke opinie in elk geval toch wel inzage mag van hebben? In welke taal wordt er gepleit? In welke taal worden de conclusies opgemaakt? Er is onzekerheid over de procedure als de twee auditeurs het met elkaar oneens zijn. Welke procedure wordt dan gevolgd?
We moeten ons ook vragen stellen bij het taalgebruik. De staatssecretaris stelde in de commissie dat aan de taalregeling niets wordt gewijzigd. Maar er zijn vragen, en er blijft véél onzekerheid, onder meer over de taalregeling van deze geschillen. Kan een inwoner uit de faciliteitengemeenten die in beroep gaat tegen een beslissing van zijn gemeentebestuur, de procedure in het Frans aanspannen? Wat is de toestand nù en wordt dit gewijzigd door dit nieuwe wetsontwerp? En gelet op het feit dat hier een nieuwe procedure wordt ingevoerd, zou het op zijn minst nuttig geweest zijn om de betrokkenen in deze te horen, in een hoorzitting bijvoorbeeld. Waarom kon dit niet? Waarom moet dit met de karwats door het parlement worden gejaagd, terwijl het hier om een wetsontwerp gaat dat bevoegdheden toch wel fundamenteel anders legt en organiseert. Bij dergelijke wetsontwerpen en wetsvoorstellen kan dit wél in de Kamer. Hier niet. Waarom? Normaal zou men van een hoorzitting bijkomende informatie en inlichtingen mogen verwachten, en eventuele bijsturingen…
Men kan zich trouwens de vraag stellen waarom een alternerend voorzitter nodig is, als het niet is om de Franstaligen op hun wenken te bedienen? En waarom een alternerend voorzitterschap volgens inschrijving op de rol? Er is immers reeds een pariteit in de Raad en de eerste voorzitter en de voorzitter wisselen nu reeds jaarlijks? Waarom dan deze regeling?
Conclusie: dit is een onaanvaardbaar wetsontwerp, omdat Franstaligen uit de faciliteitengemeenten door voorliggende tekst meer rechten zullen krijgen dan de Brusselaars, het voorrecht met name om hun dossier behandeld te zien door de algemene vergadering van de afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State. Beslissingen van de Vlaamse overheid zullen door dit wetsontwerp voorgelegd worden aan een tweetalige algemene vergadering van de Raad van State en Franstalige magistraten zullen zich met dergelijke beslissingen kunnen moeien. Het schendt volgens mij de beginselen van federale loyauteit en territorialiteit en de Nederlandstaligheid van Vlaanderen. Het schendt ook de resoluties van 1999, waarin wordt gesteld dat Vlaanderen bevoegd moet zijn voor de organisatie van het administratief toezicht in de randgemeenten en Voeren en de regeling van het taalgebruik in gemeenten met een bijzonder taalstatuut. Dit wetsontwerp gaat ook in tegen de voorstellen van de Vlaamse onderhandelaars in de onderhandelingen in het afgelopen jaar. En dit dus allemaal in een periode, in een legislatuur waarin zelfs de Eerste Minister stelt dat de klemtoon meer en meer bij de deelgebieden moet komen te liggen? Dit wetsontwerp dat een inbreuk is op de volheid van Vlaamse bevoegdheid, is daarmee volledig in tegenspraak, het is erger: het is een cynische grap.
De minister, de staatssecretaris zal misschien opmerken dat de Raad van State in zijn advies geen enkele opmerking heeft gemaakt. Onder andere omdat de mogelijkheid om naar de algemene vergadering te gaan geen verplichting maar een mogelijkheid is. Maar zoals ik in de commissie heb opgemerkt, wil ik opnieuw opmerken dat de afdeling Wetgeving van de Raad van State zich heeft gefocust op het onderzoek van de bevoegdheid van de steller van de handeling, van de rechtsgrond, en van de vraag of aan de vormvereisten werd voldaan. Het is dus wat ver uit de bocht om te verklaren dat de Raad van State zich in totaliteit en zich al volledig zou hebben uitgesproken. Het zou dus met name van een streven naar rechtszekerheid getuigen als deze commissie tenminste de Raad van State in deze zou willen horen en dan wel ten gronde. Want tot hier toe heeft zij enkel een beperkt advies over de bevoegdheid, over de rechtsgrond en over de vormvereisten verleend. We stellen alleen vast dat er geen hoorzittingen mogelijk waren, aldus deze meerderheid, en vragen ons alleen af wat men dan per se wou verbergen.
Het spreekt vanzelf, mijnheer de voorzitter, dat wij na deze uitgebreide kritiek en deze uitgebreide vraagstelling, het wetsvoorstel zelf uitgebreid hebben geamendeerd.
2.     Bespreking van voorstel tot herziening van artikel 160 van de Grondwet – stuk 2285

De toelichting van een en ander gebeurde in de Senaat in een licht ironische toon, of moeten we zeggen, een zwaar cynische toon. Het vorige wetsvoorstel voorziet in nieuwe bevoegdheden en nieuwe beraadslagingen van de Raad van State. De principes hiervan moeten in de Grondwet worden opgenomen, aldus de commissie en de indieners, zogenaamd omdat grondwet en wet in hetzelfde perspectief moeten worden gelezen. Tja, daar kunnen we nog wel een boekje over opendoen, natuurlijk, over de wettelijkheid en de grondwettelijkheid van een en ander.
Wat deze toelichting er wel vergeet bij te vertellen, is dat de nieuwe bevoegdheden en beraadslagingen van de Raad van State uitsluitend betrekking hebben op betwistingen in de 6 faciliteitengemeenten – dus ten behoeve van de Franstaligen – en dat dit wellicht de reden is waarom alles grondwettelijk moet worden gebetonneerd. Je weet maar nooit of de beloofde, grote staatshervorming er niet komt, dan hebben we toch al dit binnen.
Vooral de laatste paragraaf in de toelichting in de Senaat getuigde van een grote mate van cynisme: “Het hoeft niet te worden onderstreept dat de voorgestelde hervormingen strekt om de communautaire vrede in ons land te verzekeren”. Niet alleen is het Nederlands schabouwelijk, maar zoals dat ook het geval is geweest met de invoering van de faciliteiten worden de Vlaamse partijen ook nog eens gevraagd om in te stemmen met een betonnering van een regeling die ons alleen maar nadeel kan bezorgen. Ook de faciliteiten werden met name aan de Vlamingen verkocht als een manier om de communautaire vrede af te kopen, terwijl het juist een versnelde verfransing van deze 6 mooie Vlaamse gemeenten in de Vlaamse Rand rond Brussel heeft veroorzaakt. 

Geen opmerkingen: