POLITIEKE COLUMN:

Wegens beëindiging van mijn politiek mandaat wordt deze blog niet langer bijgewerkt.
Oudere bijdragen blijven online staan.





dinsdag 23 februari 2010

De loodzware verantwoordelijkheid van Dehaene

Professor Vuye van de Universiteit van Namen waarschuwt in een Vrije Tribune in De Morgen (10.02.2010) de Vlaamse onderhandelaars, en dan vooral CD&V’er Dehaene voor toegevingen in B-H-V. Vooral dan op het vlak van het veel besproken inschrijvingsrecht. Een belangrijke tekst, die we hier graag toch in essentie even aanhalen.




Het inschrijvingsrecht werd voor het eerst gebruikt door François Perrin, en betrof een recht voor de Franstalige inwoners van de Vlaamse Rand rond Brussel “om sommige rechten uit te oefenen in een gemeente van het Brusselse gewest. In het Egmontpact (wie weet het nog?) ging het om electorale rechten, maar daarnaast waren er gevolgen op administratief, gerechtelijk en fiscaal vlak”.



CD&V, SP.A en Open VLD moeten inzake de B-H-V-perikelen niet te veel de beschuldigende vinger uitsteken naar de Franstaligen omwille van hun gulzigheid, aldus de professor. “De Vlamingen steken beter de hand in eigen boezem. Indien de Franstaligen zo gulzig zijn, dan is dit omdat in 2005 de paarse Vlaamse partijen tot verregaande toegevingen bereid waren. B-H-V werd gesplitst voor de Kamer, maar niet voor de verkiezingen voor Senaat en Europees Parlement. In ruil voor deze welhaast ‘niet-splitsing’ werd een inschrijvingsrecht bedongen. Bovendien verkreeg de Franse gemeenschap bevoegdheden in de rand: pedagogische inspectie, een begeleiding van het Franstalige basisonderwijs, persoonsgebonden materies en sommige culturele materies. De circulaire Peeters werd afgezwakt. In de Brusselse gemeenten werd de tweetaligheid van de ambtenaren vervangen door tweetaligheid van de dienst. Geschillen over de taalwetgeving in de randgemeenten zouden niet langer tot de bevoegdheid van de Nederlandstalige kamers van de Raad van State behoren, maar wel van het taalkundig paritair samengestelde Grondwettelijk Hof”.



Terecht riep het FDF uit dat “dit akkoord veel beter is dan het Egmontpact”. Professor Vuye is heel categoriek: “Het inschrijvingsrecht is een institutioneel onding. Het houdt in dat Franstaligen voor de federale verkiezingen in een Brusselse gemeente stemmen, maar voor de gemeenteraadsverkiezingen in de eigen Vlaamse gemeente. Men kan toch moeilijk nu eens ergens zijn woonplaats hebben en de volgende keer elders?”. Het inschrijvingsrecht zal door de Vlamingen wellicht beperkend worden uitgelegd, de Franstaligen zullen zo ver mogelijk gaan. Het doet denken aan de faciliteiten: de Vlamingen waren ‘overtuigd’ dat de faciliteiten uitdovend waren bedoeld, de Franstaligen waren ‘overtuigd’ dat het ging om permanente rechten. Het werden dus permanente rechten…



Tenslotte wijst Vuye op de loodzware verantwoordelijkheid van onderhandelaar Dehaene: Hij “was altijd een tegenstander van het inschrijvingsrecht. In 1978 werd het Brusselverhaal van het Egmontpact op het CVP-congres afgeschoten door de vertegenwoordigers van het arrondissement Brussel-Halle-Vilvoorde, die onder leiding van Jean-Luc Dehaene, fulmineerden tegen het inschrijvingsrecht”. En nu zou dezelfde Dehaene datzelfde inschrijvingsrecht willen invoeren, hij die verklaarde dat “(…) de prijs in de rand – vooral het inschrijvingsrecht dat de Franstaligen verwierven – te hoog was.”

Geen opmerkingen: